Hoogte: 15 - 25 m
Kroon: breed kegelvormig, later afgeplat bolvormig
Schors en takken: oranjebruin, op latere leeftijd met brede schorsplaten
Blad: naalden 2 bijeen, grijsgroen, 10 - 20 cm
Bloemen: onopvallend, Y bloei oranjebruin
Vruchten: hangende kegels, 8 - 15 cm, glimmend bruin
Toepassing: solitair, ook in kustgebieden
Grondsoort: zanderig, verdraagt droogte
Windbestendigheid: goed
Herkomst: Mediterrane gebied, van de Canarische Eilanden tot in Klein-Azië
Winterhardheidszone: 7b
Synoniem: - Zeer karakteristieke boom met een afgeplat bolvormige kroon op een stevige rechte stam waardoor een mooie parasolvorm ontstaat. De stam is oranjebruin en krijgt later diepe groeven waardoor brede schorsplaten ontstaan. Jonge twijgen zijn groenbruin tot oranje in het eerste jaar, later dof oranjebruin. Paarsgewijs en radiaal staan de naalden rond de tak gebundeld. Vooral in zijn jonge groeistadium zijn de naalden egaal grijs, later worden ze grijsgroen. De eerste 2 jaar zijn de kegels groen en rond van vorm. Bij rijping, vanaf het derde jaar, groeien ze eivormig uit en worden ze glimmend bruin. De zaden, dit zijn de bekende pijnboompitten, zijn al sinds de Romeinse tijd een delicatesse. Samen met Cupressus sempervirens is Pinus pinea een specifieke boom die veel voorkomt in landen rond de Middellandse zee.